In december 2007 heb ik al een stukje geschreven over het Kethelse taalgebruik en daarin betwijfelde ik of het typisch Kethels taalgebruik betrof. Van Erik van het gemeente archief Schiedam kreeg ik de tip dat bij het Meertens Instituut een item op internet staat met dialecten uit ons land, waaronder ook Kethel, er is een opname te downloaden en een geschreven tekst te lezen.
Jaap de Raat spreekt in zijn boeken ook al over typisch Kethels taalgebruik, ’t durp’, ‘zeumer’, ‘hooivurk’, ‘hurfst’, enz.
In het stuk (uit 1963) van het Meertensinstituut spreken de geïnterviewden, een molenmaker en een landbouwer, over:
‘perslotvanreken’ = uiteindelijk,
‘ripperere’ = repareren
‘der stater’ = er staat
‘astie’ = als hij
‘noggerris’ = nog wel eens
‘heppem’ = heb hem en ga zo maar door.
Als kind hoorde ik deze spreektaal ook wel, maar nog steeds twijfel ik of het typisch Kethels taalgebruik betreft. Een foto uit de zestiger jaren voor de winkel van Piet van Beurden, waar de Kethelse heren staande: Kees van der Marel, Piet Bijl, Lauw Bijl, Kees van der Mark en van de Marel zeker volop het Kethelse dialect spraken en het Kethels en wereldnieuws lieten passeren.
Mocht je er van overtuigd zijn dat er Kethels dialect bestaat, reageer op mijn website, ik ga de discussie graag aan.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.